20 en 21 april 2024 Vierde Paaszondag in het B-jaar

Aanhef

Dan komt de dag van nu en morgen, waarop het troosteloze en de nevels van verdriet langzaam verdwijnen. Doordat je op gaat staan en weer op weg durft gaan omdat een vraag, een beeld, een aanraking je ogen opent.
Want zie, het is gebeurd dat mensen in hun kwetsbaarheid plots leerden zien hoe licht hen ondanks duisternis toch tegemoet kwam. En hoe de oude woorden zich ontvouwden en hen met hoop en nieuwe kracht bezielden.
Omdat er liefde is die boven alles staat.
Omdat het zichtbaar is geworden in die Ene, goddelijke mens.

Inleiding

Jezus beschrijft zijn verbondenheid met de leerlingen. Hij gebruikt daarvoor het beeld van een herder en zijn kudde. Een goede herder houdt zielsveel van zijn schapen, hij roept ze en gaat met hen op weg. Jezus is de herder bij uitstek, zijn liefde voor ons is oneindig groot. Vandaag op roepingenzondag, bidden we voor herders, mannen en vrouwen, die zoals Jezus zorg dragen voor de schapen die hun worden toevertrouwd. Jezus, de Goede Herder, roept ieder van ons om in zijn spoor ons leven te geven voor de ander.

Gebed om ontferming

Een ongemakkelijke waarheid: wij mensen zijn een beetje als schapen. Willige kuddedieren die achter elkaar aanlopen en zich door deze of gene gedwee laten drijven. Een politicus, influencer of grootheid hoeft maar iets te roepen en we rennen er achteraan. De herder Jezus heeft een andere uitwerking. Hij drijft niet maar hoedt ons. Hij is net met velen – Hij is de enige. Hij is er niet voor zichzelf maar voor ons. Komt zijn stem boven al die andere uit?

Homilie 

Dinsdag hoorde ik ‘toevallig’ op radio één een luisterprogramma met als thema ‘Toeval’. Op de uitnodiging aan de luisteraars om eigen ervaringen met toeval door te sturen, was massaal veel reactie gekomen. Na heel wat gedeelde verhalen werd een zogenaamde expert over het onderwerp gecontacteerd: een klinisch psychologe, in wiens leven ‘toeval’ een belangrijke rol bleek te spelen. Enthousiast vertelde deze jonge vrouw hoe vaak ze te maken krijgt met ogenschijnlijke toevalligheden. Na een paar jaar niet als psychologe te hebben gewerkt, vroeg ze zich op zekere dag af of het niet tijd werd om haar praktijk opnieuw op te starten. Uitgerekend op dat moment belde een pakjesbesteller bij haar aan met de vraag of zij een goede psycholoog kende, bij wie hij met zijn probleem terecht zou kunnen. Een bevestiging, zo las zij het gebeuren, dat ze verder op zoek moest gaan. Enkele dagen later belde ze, op zeggen van haar osteopaat, de leidinggevende van diens groepspraktijk. Bleek dat er net de dag ervoor een psychologe ontslag had genomen. Als ze wilde, mocht zij die plek innemen en nog wel uitgerekend op díe dagen van de week die ze vooraf met haar man als ideaal voor hun gezin hadden uitgestippeld.

In deze opeenvolging van schijnbaar toevallige gebeurtenissen, voelde het voor haar aan alsof er een hoger macht mee gemoeid was, maar – zo zei ze – “Ik zou mij schamen om dat zo aan iemand te vertellen, want dat is not done in onze samenleving.” Ze haastte zich dan ook te zeggen dat het ook met haar eigen instelling te maken zal hebben: het feit dat ze voor toeval open staat en geduld weet op te brengen tot de dingen vanzelf gebeuren. ‘Toeval bestaat niet’, had haar moeder haar steeds voorgehouden. En ook mensen in het radioprogramma gaven dit volgende invulling: ‘Wat me is overkomen, gebeurde niet zomaar. Daar zat een diepere zin achter, die mij pas later duidelijk is geworden.”

Dit fenomeen wordt in verband gebracht met een ander begrip dat de 19de eeuwse psychiater Jung in het leven riep: ‘Synchroniciteit’. Dat is het schijnbaar toevallig samengaan van een feitelijke gebeurtenis, (de pakjesbesteller die een psycholoog zoekt) en een psychisch of spiritueel proces (Maaike verlangt weer naar haar vroegere praktijk). Hierdoor kan iemand aan een toevallig gebeuren een zinvolle betekenis geven. (Maaike weet zich bevestigd om opnieuw als therapeut aan het werk te gaan.) Heel wat mensen wagen zich aan een verklaring hoe zoiets werkt. Psychische processen zouden invloed hebben of het feitelijk verloop van dingen, zo klinkt het.  Zo probeerde iemand me ooit te overtuigen dat, wanneer ik maar voldoende overtuigd was dat ik die dure cursus nodig had, het geld zomaar op mijn pad zou komen.

Zo’n overtuiging wrong met mijn geloof, maar ik zag niet helder waarom. Nadat ik een tijd met die vraag had geworsteld en erover was gaan studeren, vond ik het antwoord dat voor mij heel bevrijdend was.

In ons christelijk geloof zijn niet wij het die met onze gedachten onze levensweg moeten voorbereiden. God is de initiatiefnemer. Hij is – zoals we het soms zingen met de woorden van Oosterhuis – “groter dan ons hart en heeft mij al gezien eer ik was geboren”. Hij heeft ons gevormd, hij kent ons door en door. Hij is het die ons als eerste heeft liefgehad. Heel ons zoeken naar Hem is een antwoord van ons daarop. “Wij zijn kinderen van God” klinkt het overtuigd in de 2de lezing. En in het evangelie stelt Johannes Jezus voor als een goede Herder die vanuit Gods liefde voor elk van ons zorgt en ons leidt. Besef wat een bevrijding dat is! Wat een basisvertrouwen dat geeft! We mogen ons gewoon aan zijn zorg voor ons tot in de kleinste details toevertrouwen!

Als ik puur op eigen gedachten mijn levenspad had moeten uitstippelen, dan had ik bijvoorbeeld nooit kunnen bedenken dat werken in de parochiepastoraal mijn roeping zou zijn! Heel concrete gebeurtenissen, vaak ook synchroniciteit, hebben mij daar tot drie keer toe opnieuw naartoe geleid. En al had ik dat in de verste verte nooit gedacht, ik moet toegeven: in dat werk voel ik mij als een vis in het water, worden mijn talenten het meest aangesproken en is dit de context waarin mijn geloof het best kan groeien.

Zo ben ik ervan overtuigd geraakt dat elke mens een meest eigen roeping heeft, dat ieder van ons geroepen en geleid wordt tot die levensvorm, die opdracht en die plek waar je de beste versie van jezelf kan worden. Dat pad loopt lang niet altijd over rozen. Soms moeten we door donker, woestenij of even verloren lopen om uiteindelijk de goede weg te vinden. Maar we mogen er op vertrouwen dat God als een goede herder met ons bezig blijft.

Het komt er op aan attent te leren zijn voor de tekenen die Hij je geeft. In zowat alle verhalen in de Bijbel spreekt God tot zijn volk via de natuur, via concrete gebeurtenissen, via zijn Woord die ineens in iemands leven een bijzondere betekenis krijgt. Maar niet alles wat we graag als wil van God zouden zien, is ook wil van God. Hier moeten we leren onderscheiden. ‘Aan de vruchten kan je het herkennen’, zegt het evangelie. Ben je in vrede, bloei je open, kan je zijn liefde door jou laten stromen naar anderen toe? Word je als vanzelf op jouw beurt voor anderen een goede herder?

Voor de ene zal dat zijn als verzorgster, voor een ander als leerkracht, als priester … maar evengoed  als autotechnieker, treinconducteur, verkoopster, als vrijwilliger … Er zijn zoveel manieren waarop we doorstroming kunnen zijn van Christus’ liefde voor mensen en aan zijn Blijde Boodschap handen en voeten kunnen geven.

Op deze Roepingenzondag nodigt de werkgroep Roepingenpastoraal Vlaanderen ons uit om in de komende dagen met elkaar het gesprek aan te gaan over ‘geroepen zijn’: over hoe jij dat beleeft. Over wie en wat er vandaag nodig is om de kudde van Jezus bijeen te brengen. Het is een concrete manier om in deze moeilijke tijden over onze bezieling te praten en het heilig vuur in en tussen ons brandend te houden.

Griet Van Coillie, parochie-assistent

Bezinning

Ik ken je, zegt Jezus.
Ik weet wat er in je hart leeft en wat je pijn en je vreugde is.
Ik wil met je gaan naar onbekende horizonten en jouw Gids en Herder zijn.
Maar Ik wil je ook vragen om zélf een goede herder te zijn voor anderen.
Je moet dat geen held voor worden, geen superman of -vrouw.
Blijf gewoon maar jezelf, het is goed zoals je bent.
Durf in mijn voetsporen te treden en je leven te breken en te delen als brood en wijn.
Het zal je gelukkig maken en je vrede en vreugde schenken.