20 en 21 juli 2024 16e zondag in het B-jaar

 Inleiding

Een goede leider is iemand die weet wat er onder mensen leeft, die aanvoelt waar behoefte aan is. Hij gaat voorop, niet om zomaar zijn eigen weg te gaan maar om mensen mee te nemen naar waar overvloed is van het noodzakelijke. Hij verbindt zich met mensen en brengt ze bij elkaar, van dichtbij en veraf. Iemand met een bewogen hart. In de taal van de Bijbel heten zulke mensen: herder. Jezus is de herder bij uitstek. Is Hij ook jouw herder?

Gebed om ontferming

Jezus neemt ons vandaag mee naar deze plek om samen eens tot rust te komen. Zomaar een break, een retraite. Van korte duur. Op zoek naar houvast in een leven waar van alles op ons afkomt willen wij ons door de Heer laten leiden als onze herder en leidsman. Voor de momenten dat wij tekortschoten in liefde en aandacht voor elkaar, dat wij ons afkeerden van de Heer en niet bij Hem tot rust wilden komen vragen wij Hem nu om zijn nabijheid.

Homilie

“De Heer is mijn herder, niets kom ik tekort.” Dat is de eerste zin van psalm 23, een lied dat gaat over God die als een herder richting geeft aan je leven. Vandaag kennen we herders vooral dankzij de mensen van Kemp. Hun herders kennen ons Kempisch landschap door en door en hoeden hun schapen om onze natuur biologisch te beheren. De herder kent het land, kent de schapen, weet wat nodig is en zet zich ervoor in om iedereen een betere leefomgeving te bieden.

Het verwondert me niet dat Jesaja dit beeld van een herder gebruikt om over God te praten. Een herder is geen leider die door regeltjes zijn wil doorduwt, een herder heeft er niets aan zijn schapen bang te maken in de hoop dat ze hem dan beter volgen. Een herder moet een rust uitstralen, steeds de liefde voor de schapen en de natuur voor ogen houden en met een bepaalde aantrekkingskracht krijgt hij dan de kudde mee. Het is dat godsbeeld dat Jesaja ons vandaag meegeeft: een liefdevolle God bij wie we rust mogen vinden. Een God die ons niet opjaagt of in een hoek duwt, maar die ons aantrekt en zo naar de mooie plekjes van het leven leidt.

En zoals steeds spreken we over God zoals we over mensen spreken. We gebruiken menselijke eigenschappen of zelfs beroepen om God te beschrijven. Misschien is God wel de combinatie van al het goede in mensen? En zegt dit godsbeeld niet alleen iets over wie God is, maar zegt het eigenlijk veel meer over wie de mens volgens ons zou moeten zijn? God en de mens zijn op die manier onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Maar wat verwachten we dan van een herder die geen schapen, maar mensen hoedt? Wat mogen we verstaan onder iemand die de mensen ‘echt’ zal weiden? Wat moet je doen als je een echte herder voor mensen wilt zijn?

Les 1: Het begint bij de kudde samenhouden. Het is makkelijk om mensen uit elkaar te drijven, om ze tegen elkaar op te zetten en een strijd tussen ‘wij’ en ‘zij’ te doen ontstaan. Leg de nadruk op één verkeerd detail, ga uit van slechte bedoelingen, focus op de verschillen in plaats van de gelijkenissen en je krijgt conflict, angst, wantrouwen. Nee, een goede herder is diplomatisch, verbindt mensen met elkaar en brengt rust in de groep. Het is een kunst om van 2 werelden 1 te maken, om bruggen te bouwen in plaats van scheidingsmuren, maar alleen zo kan de kudde uitbreiden. En laat dat juist de kracht van een kudde zijn: met hoe meer je bent, hoe sterker je staat. Wanneer je telkens mensen uitsluit die anders zijn, anders denken, anders geloven, anders praten, … blijf je uiteindelijk alleen over, want iederéén is anders dan jou. Een echte herder kijkt verder dan het verschil en ziet dat elk schaap ook maar gewoon op zoek is naar een goed leven.

Les 2 om een echte herder van mensen te worden, houdt in dat je niet mag stilstaan. Herders moeten rondtrekken met hun kudde, nieuwe landschappen verkennen. Dat is de manier waarop je aan nieuw voedsel komt. Deze herders moedigen mensen aan om buiten hun eigen bubbel te treden, uit hun comfortzone te komen en vol vertrouwen het nieuwe in de wereld te ontdekken. Hiervoor moet je de mensen moed geven en een doel in het leven, iets om naar uit te kijken, hoop!

Les 3 is misschien wel de moeilijkste: een echte herder mag niet te hard proberen een echte herder te zijn. Ga je niet opjagen en roep geen luide woorden. Wees kalm, beheerst, en vertrouw op de aantrekkingskracht van de rust die je uitstraalt. Let op: verwar rust niet met luiheid. Niemand wil een herder die zelf niets doet. Maar we zouden iets kunnen leren van Sint-Odrada die zelfs een wild paard kon temmen door er gewoon rustig voor te gaan staan. Haar innerlijke rust en haar diep vertrouwen straalde ze af op het paard, dat haar ging vertrouwen. Wat je uitdraagt, krijg je terug.

Het heeft natuurlijk ook een keerzijde, wat hoewel je zelf de rust wilt bewaren en opzoeken, ben je nooit vrij van verantwoordelijkheid. Dat zien we duidelijk in het evangelie. De leerlingen zijn terug van hun zware missionaire reizen en Jezus ziet dat ze dringend rust nodig hebben. Maar wanneer ze die aan de andere kant van het meer gaan opzoeken, heeft de opdringerige massa mensen hen al ingehaald. Een situatie die waarschijnlijk heel herkenbaar is voor iedereen met kinderen en zelfs op het toilet of in de douche al eens werd lastiggevallen. Maar het betekent dus ook dat je kind jou als herder ziet, iemand die hen leidt in het leven, iemand met goede raad, die ze kunnen vertrouwen.

Bij deze drie lessen wil ik het voorlopig houden: breng mensen samen, help hen om grenzen te verleggen en bewaar je innerlijke rust. Er zijn genoeg mensen die op zoek zijn naar goede ‘echte’ herders. Onze eerste herder mag uiteraard Jezus zelf zijn. Maar in sommige mensen, of het nu ouders zijn, leerkrachten, priesters, politici, heiligen of gewoon een toevallige ontmoeting, soms voelen we de aantrekkingskracht van échte herders. In hun nabijheid krijgen we moed, hoop, het gevoel écht geliefd te zijn. Ik wens jullie allemaal mensen toe die echte herders voor je kunnen zijn, bij wie je niets tekort komt.

Sandra Cools, parochie-assistent 

Bezinning

De goede herder zit niet in zijn stal,
tussen de schatten van zijn zekerheid
en op de kussens van de wet. Hij weidt
zijn schapen en hij volgt ze in zijn dal.

Hij leest niet luid uit de wetsrollen voor,
zetelend, door de open deur. Hij slaat
ze niet, met strenge stem en staf, hij gaat
ze na, liefdevol oog en oor.

Hij zit niet op een kardinale troon,
als God almachtig oordelend ten toon:
hij blijft niet bij de makke schapen staan;
hij trekt, omdat zijn hart niet slapen kan,
de diepte in naar het zoekgeraakte lam,
al gaan zijn kleed, zijn kruis, zijn trots eraan.

De goede herder scheldt de schapen niet
die hem in `t lage land zijn toevertrouwd.
Hij knielt bij hen als voor ’t geknakte riet.
Hij doet ze weten dat hij van ze houdt.
Hij bindt geen zware lasten tot een pak
dat op hun schouders weegt, kommer en kwel.

Hij wijst de hemel aan als onderdak.
Hij maakt ze niet tot kinderen van de hel.
Hij wekt ze op, hij zet ze recht, hij redt;
hij maakt de fraaie riem met zijn gebed
niet breder en zijn mantelkwast niet groot.
Hij is niet als een witgepleisterd graf;
hij zift geen muggen uit; hij is geen laf
Jeruzalem dat de profeten doodt.

Michel van der Plas.